| | Van
Swaenswyck tot Zwaanswijk
toponiem
Zeer veel familienamen zijn van toponiemen (aardrijkskundige namen) afgeleid.
Deze namen geven aan waar men vandaan kwam (herkomstnamen), welk gebied of
landgoed men bezat of beheerde, of welke huizen men al dan niet met bijhorend
land in eigendom of huur had.
Bij deze laatste groep duiden de namen tevens aan waar men woonde.
(Straatnummers waren immers nog niet ingevoerd!) Dit type naam wordt dan ook wel
met de term 'adresnaam' van de herkomstnamen onderscheiden. Herkomstnamen gaan
voornamelijk terug op namen van steden, dorpen en landen; adresnamen op
microtoponiemen: namen van huizen, velden, waterlopen, straten. De elite die
zich naar haar bezittingen noemde, plaatste zich als het ware tussen deze
categorieën in.
In feite waren edellieden en grootgrondbezitters de eersten die zich van
'herkomstnamen' bedienden en zich noemden naar het dorp waar zij hun machtsbasis
hadden.
Familienamen zijn archaïsch, dat wil zeggen dat zij veel oude kenmerken hebben.
De spelling van de Nederlandse taal wordt gemoderniseerd, maar voor de
eigennamen gelden andere regels. Omdat de familienamen onveranderlijk bij de
Burgerlijke Stand zijn vastgelegd, onttrekken zij zich aan herzieningen van de
spellingsregels.
Om de variatie aan verschillende naamvormen te begrijpen moet men beseffen dat
de standaardisatie van het Nederlands eeuwen in beslag heeft genomen. De
Burgerlijke Stand kwam in de 19de eeuw in ontwikkeling, juist in een periode
waarin belangrijke spellingsvoorschriften werden geformuleerd en de spelling
werd geüniformeerd (1804, 1863). We zien dat namen nog met een g in plaats van
ch (Van der Jagt), of met ae in plaats van aa en met een y zonder puntjes in
plaats van ij worden geschreven, omdat de normen nog niet waren
uitgekristalliseerd. Vastlegging bij de Burgerlijke Stand volgens oude
schrijfwijze betekende echter dat deze vormen ongewijzigd op volgende generaties
werden overgedragen.
herkomstnaam
Zeer veel familienamen zijn van toponiemen (aardrijkskundige namen) afgeleid.
Deze namen geven aan waar men vandaan kwam (herkomstnamen), welk gebied of
landgoed men bezat of beheerde, of welke huizen men al dan niet met bijhorend
land in eigendom of huur had.
Bij deze laatste groep duiden de namen tevens aan waar men woonde.
(Straatnummers waren immers nog niet ingevoerd!) Dit type naam wordt dan ook wel
met de term 'adresnaam' van de herkomstnamen onderscheiden. Herkomstnamen gaan
voornamelijk terug op namen van steden, dorpen en landen; adresnamen op
microtoponiemen: namen van huizen, velden, waterlopen, straten. De elite die
zich naar haar bezittingen noemde, plaatste zich als het ware tussen deze
categorieën in. In feite waren edellieden en grootgrondbezitters de eersten die
zich van 'herkomstnamen' bedienden en zich noemden naar het dorp waar zij hun
machtsbasis hadden.
oude spelling
Familienamen zijn archaïsch, dat wil zeggen dat zij veel oude kenmerken hebben.
De spelling van de Nederlandse taal wordt gemoderniseerd, maar voor de
eigennamen gelden andere regels. Omdat de familienamen onveranderlijk bij de
Burgerlijke Stand zijn vastgelegd, onttrekken zij zich aan herzieningen van de
spellingsregels.
Om de variatie aan verschillende naamvormen te begrijpen moet men beseffen dat
de standaardisatie van het Nederlands eeuwen in beslag heeft genomen. De
Burgerlijke Stand kwam in de 19de eeuw in ontwikkeling, juist in een periode
waarin belangrijke spellingsvoorschriften werden geformuleerd en de spelling
werd geüniformeerd (1804, 1863). We zien dat namen nog met een g in plaats van
ch (Van der Jagt), of met ae in plaats van aa en met een y zonder puntjes in
plaats van ij worden geschreven, omdat de normen nog niet waren
uitgekristalliseerd. Vastlegging bij de Burgerlijke Stand volgens oude
schrijfwijze betekende echter dat deze vormen ongewijzigd op volgende generaties
werden overgedragen.
ae
In feite gaat het hier om een drietal verschillende kenmerken: een kenmerk
betreffende de spelling (binnen een naam) en een kenmerk betreffende de
naamsuitgang.
In Zuid-Nederlandse en Vlaamse namen zien we -ae- geschreven waar men in de
moderne spelling van noordelijk Nederland -a(a)- schrijft.
In namen van Duitse origine is -ae- een schrijfwijze voor ä; evenals bij
Engelse namen met -ae- spreekt men deze met een lange 'ee' uit. Dan zijn er
uiteraard ook nog namen als Michaëlis en Israël, waarin het trema de scheiding
van twee klanken (-a- + -e-) markeert.
De uitgang -ae komt in enkele namen voor die daardoor een (geleerde) Griekse
vorm hebben gekregen, zoals bijvoorbeeld Andreae en Aeneae. Zo ook in namen die
eindigen op -aeus, zoals Cunaeus en Hydoraeus.
van
"De grootste groep van Nederlandse geslachtsnamen, of liever die groep
welke het grootste aantal namen omvat, is zonder twijfel de groep die uit namen
bestaat, welke met het voorvoegsel 'van' zijn samengesteld. Die
'van'-namen zijn bijna zonder uitzondering van aardrijkskundigen oorsprong, en
men kan ze onderscheiden in bijzondere en algemene. De bijzondere aardrijkskundige 'van'-namen bestaan uit de namen van landen, eilanden,
steden, dorpen en gehuchten (buitenlandse natuurlijk even zeer als
binnenlandse), allen met het voorvoegsel 'van' er voor; b.v. Van Engeland,
Van Wieringen, Van Deventer, Van Keulen. De algemene aardrijkskundige
'van'-namen bestaan uit zelfstandige naamwoorden die een algemene
aardrijkskundige betekenis hebben (berg, dijk, heide), maar die als bijzondere aardrijkskundige namen dienst doen; eveneens met 'van' er voor, en
zo wel met
als zonder een lidwoord. B.v. Van Dijk, Van Sluis, Van den Berg, Van der
Heide" .
ij-y
In de Nederlandse Familienamen Databank is uit praktisch oogpunt geen
onderscheid gemaakt tussen naamvormen met ij en y. De namen De Bruijn en De
Bruyn zijn in één lemma ondergebracht. In taalkundig opzicht is dit overigens
niet onterecht: de y in De Bruyn is immers geen i-grec, maar een ij zonder
puntjes die in feite hetzelfde letterteken is als de ij met puntjes. In de
meeste Nederlandse namen met een y betreft het deze puntloze ij, een relict dat
in ons alfabet weliswaar de vorm van de Griekse y heeft aangenomen, maar
zondermeer met de ij gelijkgesteld kan worden. In moderne spelling zouden beide
grafemen in combinatie met een andere klinker inmiddels door een enkele i zijn
vervangen: De Bruijn > De Bruin.
In wezen bestaat het typisch Nederlandse letterteken uit twee letters. Het is
ontstaan uit ii = een lange i, die later ter verduidelijking als ij werd
geschreven en nog later als tweeklank ij (ei) werd uitgesproken. Van de 16de tot
de 18de eeuw, toen het schrift nog geenszins genormaliseerd was, werd de ij vaak
zonder punten geschreven. Hetzelfde letterteken werd gebruikt als variant van de
i (yemant, cleyn). In lopend schrift ging daardoor het onderscheid tussen i, ij
met en y zonder punten verloren. De verwarring is nog vergroot omdat in het
alfabet aan de ij, die strikt genomen als i + j behoort te worden behandeld, de
plaats vóór de z werd toegewezen, terwijl in andere talen daar de y (i-grec)
is geplaatst. Deze Griekse y (upsilon) is in feite een andere letter die het
Nederlands in leenwoorden tot zich heeft gekregen.
|