| |
Coromandel
De
VOC had zich vanaf 1605 aan de lange oostkust van India, de Coromandel (zie
kaart), gevestigd vanwege de textielhandel. In het noorden werd Masulipatnam het
belangrijkste kantoor en in het zuiden Paleacatte. Onder beiden ressorteerden
een aantal kleinere vestigingen. In 1610 werd Paleacatte de hoofdplaats van dit
gewest. In 1613 kreeg men hier van de plaatselijke vorst toestemming om een
kasteel te bouwen: Geldria. Het was overigens geen overbodige luxe om vanachter
vestingmuren handel te drijven, omdat er regelmatig oorlog werd gevoerd tussen
de diverse inheemse koninkrijken, waarbij de VOC niet altijd buiten schot bleef.
De VOC was overigens niet de enige Europese partij in het gebied. De Portugezen
waren de Nederlanders al voorgegaan en tegelijkertijd met de VOC of enige tijd
daarna verschenen ook de Engelsen, Fransen en Denen. Met de Portugezen verkeerde
de VOC in een groot deel van de 17e eeuw in oorlog. In 1659 werd Negapatnam op
de Portugezen veroverd, dat vanaf 1690 de residentie van de gouverneur van
Coromandel werd.
Op het einde van de 17e eeuw en in de eerste helft van de 18e ondervonden de
Nederlanders in het zuiden van Coromandel in toenemende mate concurrentie van de
Fransen, waarmee het bij tijd en wijle zelfs tot gewapende conflicten kwam. Ook
de concurrentie van de Engelsen nam gestadig toe. Tijdens de Zevenjarige Oorlog,
van 1756 tot 1763, behaalden de Engelsen in Coromandel en haar achterland een
klinkende overwinning op de Fransen. De VOC raakte nu in de handel steeds meer
achterop. Tijdens de Vierde Engelse Oorlog, van 1780 tot 1784, werden de posten
van de VOC door de Engelsen veroverd. Bij de vrede kreeg men alle vestigingen
terug, behalve het goed gefortificeerde Negapatnam.
Voor Indiase kleden was Coromandel het belangrijkste productiegebied. Er
werden zowel effen en gestreepte kleden als prachtige gedecoreerde kleden
gemaakt. Toen in de loop van de 17e en 18e eeuw de vraag naar stoffen van
Coromandel toenam, was het zaak de jaarlijkse aanvoer van kleden zoveel mogelijk
veilig te stellen. Soms wist de VOC daartoe van de lokale heersers gedurende
enige tijd gehele dorpen met ambachtslieden te pachten. De meest gebruikelijke
methode was evenwel vertrouwde Indiase tussenhandelaren in te zetten, die soms
ook op het terrein van de Compagnie woonden. Deze kooplieden probeerden, onder
meer door het verlenen van voorschotten, zoveel mogelijk wevers aan zich te
verplichten.
|