Zwaanwijck
Vorige Start Volgende

 

Start

De naam
Heraldiek
Admiraliteit 1
De schutterij
Stadsbestuur
Lakennijverheid
Kerkelijke gemeente
St. Janskerk
Admiraliteit 2
Buurthouden
Catharina Gasthuis
Pieter Stuyvesant
Klapwakers
De Lutherse zwaan
Werfdepot
WO II
Lucebert
Agthoven
Zuid Afrika 1
Zwaanwijck
Johannes Swaenswijck
Laurens van Swaanswijk
Zuid Afrika 2
Diversen
De Dordrecht
Fort Geldria

Buitenplaatsen aan de Vecht

De reden om een buitenplaats in bezit te hebben was niet alleen om aangenaam de zomers door te kunnen brengen. Een buitenplaats was ook een belangrijk statussymbool. Men kon er zijn rijkdom mee etaleren (waarschijnlijk is dit, behalve de bereikbaarheid, een van de redenen dat veel buitenplaatsen langs de openbare weg of druk bevaren water lagen) en er bovendien zijn verfijnde smaak mee tonen. Hierbij speelde de tuinaanleg een niet te onderschatten rol.
Uitgevers speelden op de pronkzucht in door, met name in de eerste helft van de achttiende eeuw, prentenboeken met gezichten op buitenplaatsen uit te geven. Zo verschenen onder meer De zegepralende Vecht (1719), Het verheerlykt Watergraefs- of Diemer-Meer (1725), Hollands Arcadia, of de vermaarde rivier den Amstel (1730) en Het zegenpralent Kennemerlant (ca. 1732). Aan de ene kant kon zo'n boek op veel kopers rekenen onder eigenaren van een buiten, aan de andere kant moeten aardig wat buitenplaatsbezitters extra geld hebben willen betalen om hun buitenplaats meerdere keren te laten afbeelden. Hoe anders kan verklaard worden dat in De zegepralende Vecht het buiten Driemond, dat nota bene niet eens aan de Vecht lag, met vier platen is vertegenwoordigd, en Petersburg met niet minder dan twaalf?
Het bewonen van een buitenplaats verschafte ook toegang tot een zeker sociaal netwerk. De bezigheden in zomers Arcadia bestonden veelal uit bezoeken aan bewoners van naburige buitenplaatsen, zodat de onderlinge banden konden worden versterkt en uitgebreid. Ook vestigden meerdere gezinnen uit één familie zich vaak dicht bij elkaar, zoals de familie Van Hoek dat deed aan de Vecht (de buitenplaatsen Nieuwerhoek, Jongerhoek, Ouderhoek en Middelhoek) of de vele doopsgezinden aan het Gein. In dit opzicht was de buitenplaats onderdeel van het "maatschappelijk vermogen": het hoorde bij de strategieën die deftige families gebruikten voor het behoud van hun positie. Dit "sociaal kapitaal" kon bijdragen aan het succes in de zakenwereld of op die andere markt waar grote financiële belangen waren te verdedigen: de huwelijksmarkt. Dit gold zowel voor de regenten als kooplieden.
De doopsgezinde koopman Quirijn Brants had bijvoorbeeld zijn aanstelling als commissionair van de ijzermagnaat Jan Jacob de Geer, heer van Finsprong, te danken aan het feit dat hij De Geer had uitgenodigd voor een verblijf op zijn buiten Zwaanswijk aan de Vecht. De Geers broer, die al eerder voor Brants had gelobbyd, schreef: "Het is mij lief geweest, dat UEdele het soo dirigeerde dat de Heer en Vrouw van Finspong buyten bij UEdele quamen, daar UEdele meer vrijheyt hadt om met malkanderen te spreeken als t' Amsterdam, en de vrouwties ook tijdt hadden om van 's morgens tot 's avonds daer over te kouten. Want UEdele moet wel weten dat UEdele vrouw meer daar omtrent heeft uytgerecht in een dagh, als ick in ses jaar hebbe kunnen doen."
In zekere zin was de buitenplaats dus de achttiende-eeuwse equivalent van de sky-box!
Overigens was de gebondenheid van families aan hun buitenplaats meestal niet zo groot; in ieder geval niet zodanig dat ze over lange periodes in de familie werden gehouden. Van de drieënveertig buitens die Groesbeek opsomt aan de westzijde van de Amstel bleven er slechts twaalf langer dan vijftig jaar in dezelfde familie. Het waren zeker statussymbolen, maar ze werden ook weer niet gezien als een voorvaderlijk slot, al zijn er uitzonderingen, zoals Goudestein te Maarssen, dat van 1618 tot 1955 binnen de familie Huydecoper is gebleven .

De buitenplaats staat aan de Klompweg nrs. 46 t/m 72 in Nigtevecht, gemeente Loenen.
Ontstaan Het huidige huis stamt uit 1897 en staat op de plaats van een ouder huis.
Geschiedenis Er is mij bijna niets bekend over het eerste huis. Alleen dat het huis wit gepleister was en beschikte over een koetshuis en orangerie. Nadat het huis 65 jaar in bezit is geweest van de familie Brants, wisselt het iedere keer door verkoop van eigenaar.
Eind 19e eeuw was den heer Marinus Nicolaas de Pré eigenaar van het huis. Hij overleed in 1893 en liet zijn vrouw een indrukwekkend vermogen na. Zij schonk aan Nigtevecht in 1895 een monumentale drinkwaterpomp te zijner nagedachtenis.
In 1894 besluit weduwe Johanna Theunissen een nieuw huis te laten bouwen, dat "meer naar de eischen des tijds ingericht" zou zijn. De architect werd H.H. Hagedorn jr en de eerste steen werd in 1895 gelegd. Twee jaar later is het huis klaar en wordt ingewijd met een groot feest. Ook voor de bewoners van Nigtevecht. Lang heeft ze niet van haar nieuwe huis kunnen genieten, want twee jaar later, op 28 december 1899 streft ze, pas 49 jaar oud.

Omdat het echtpaar geen kinderen had, had ze testamentair bepaald, dat uit haar nalatenschap f. 1.400.000,- gebruikt moest worden voor de oprichting van de "De Pré-Theunissen Stichting". Tevens schenkt ze Zwaanwijck met toebehoren, waaronder rijtuigen en paarden, aan dezelfde Stichting. Deze Stichting kreeg tot doel het huisvesten van tenminste vijftien ongehuwde dames of weduwen.
In de jaren 70 van de vorige eeuw woonden nog maar 5 dames in het huis en werkten er 12 personeelsleden. Blijkbar voldeed de Stichting niet meer aan de eisen van de tijd en het stichtingsbestuur besluit het huis te verkopen.

Ht huis komt in handen van een projectontwikkelaar, die het achterstallige onderhoud wegwerkt en er 6 appartementen van maakt. Het interieur heeft zijn oorspronkelijke aanzien behouden: een hal met wit-marmeren trappen, deuren en betimmeringen van Cuba mahonie, kleurrijke glas-in-lood ramen, stucplafonds en in verschillende vertrekken en de muur- en/of plafond beschilderingen.
De prijs van de appartementen werd echter zo hoog, dat ze niet verkocht werden en het huis kwam in bezit van de hypotheekbank. Zwaanwijck stond een aantal jaren leeg, totdat een stichting, die zich bezig hield met ontwikkelingshulp belangstelling voor het huis had. Zwaanwijck werd aan deze Stichting verkocht en gedeeltelijk als kantoor ingericht. De Stichting ging echter al snel failliet en opnieuw kwam het huis in bezit van de hypotheekbank. Halverwege de jaren 80 van de 20e eeuw stond het huis nog steeds leeg.
In 1990 is het huis vrijgegeven door de Stichting Pré-Theunissen. Het huis werd opgedeeld in 6 appartementen, die alle 6 bewoond zijn.
Het landgoed is 7 ha groot en bestaat uit een park, dat aangelegd is een landschappelijke stijl. Men vindt er naast het buitenhuis, een flink koetshuis, een tuinmanswoning, een schaapskooi en een prieel.
Bewoners 1718 Jan Pieter Oostwaard
1718 - Quirinus Brants
1735 - 1755 Mr. Johan Brants
1755 - 1775 Mr. Jan Brants
1775 - 1783 Jan Jacob Brants
1783 - 1788 Jonathan Jeremias Haverkamp
1788 - 1809 Nicolaas Jacobus Fabius
1809 - 1845 Jacobus Kramer jr.
1845 - 1854 Jan Jacob Bijsterus Heemskerk
1854 - 1861 Wouter van Dompselaar
1861 - 1879 Adrianus Hendrik Hagedoorn
1879 - 1893 Marinus Nicolaas de Pré, getrouwd met Johanna Theunissen
1893 - 1899 Johanna Theunissen
1899 - ca 1990 De Pré-Theunissen Stichting
Huidige doeleinden De huidige bestemming van het huis is mij niet bekend.
Opengesteld Het huis is niet toegankelijk.