| | Schepenen en vroedschap
De
schepen
De
schepen vervult de functie van legeraanvoerder, wetgever, rechter, gezant,
getuige bij terechtstellingen en bij verhoren op de pijnbank, bankier,
verzekeraar. Daarnaast is hij toezichthouder op de uitvoering van publieke
werken, zoals de bouw van vestingmuren, torens, dijken, rivierhoofden, grachten,
sluizen of wat al niet meer. Een schepen is daarnaast boekhouder en notaris.
Bovendien legt hij in een keurboek de wetgeving vast. Ook spelen de schepenen
een rol in zaken van landsbelang. Een schepen moet dikwijls partij kiezen in de
talrijke ruzies binnen het hertogdom of stad. Aan de andere kant zitten er
eervolle en gezellige kanten aan het schepenbestaan. Er zijn geregeld feesten en
banketten waar zijn aanwezigheid gewenst is. Dit zullen naast de eerzucht, de
honger naar macht en het verlangen om bij de elite te behoren de drijfveren zijn
om dit ambt te willen bekleden. Schepenbank was het oude woord voor het lokale
bestuur, met inbegrip van de plaatselijke rechtspraak.
De
burgemeesters
Halverwege
de veertiende eeuw wordt het stadsbestuur uitgebreid met burgemeesters. Ook
hiervan worden er meestal twaalf benoemd. Burgemeesters gaan de
bestuurswerkzaamheden uitvoeren, zoals toezicht op de verdedigingswerken, openen
en sluiten van de poorten, overdrachten van roerende en onroerende zaken,
huwelijkse voorwaarden, testamenten, boedelscheidingen tot voogdijzaken, reizen
naar andere steden om de stadsbelangen te verdedigen, enzovoort. Het stedelijk
bestuur bestaat vanaf dat moment uit richter, schepenen, raden en burgemeesters.
De benoeming van de raden en burgemeesters is een geheel stedelijke
aangelegenheid. Soms is de benoeming van schepenen ook een stedelijke zaak,
waarbij de graaf zich soms het recht voorbehoudt een of meer schepenen te
benoemen. De burgemeesters worden op de "keurdag", op 22 februari,
gekozen. Van de twaalf aangestelde burgemeesters worden er zes herkozen om de
continuïteit in het bestuur te waarborgen. De burgemeesters worden voor twee
jaar aangesteld.
Onder andere Mr
Gerardt van Swaenswijck was Burgemeester en Schepenen van Leiden.
Ook hij woonde in
de Bredestraet.
Het
keurboek
In het begin van de veertiende eeuw beginnen
de meeste stadsbesturen wetgeving vast te leggen in het "kondichboek".
In dit boek worden in de loop der eeuwen de regels achter elkaar
opgeschreven,zodat er een verzameling regels ontstaat die het gehele
middeleeuwse leven beslaan.
Aan bod komen strafrechtelijke bepalingen, de openbare orde en zedelijkheid,
bescherming van mensen en hun persoonlijk bezit, de rechtsgang,
brandpreventie,wetgeving rondom vreemdelingen, brandpreventie,volksgezondheid,
etcetera.
Kortom, alles wat moderne wetgeving ook beslaat, maar dan korter en bondiger.
Middeleeuwse
straffen
Schout en schepenen werden
dus met de rechtspraak in de stad belast. Welke straffen zij konden opleggen aan
burgers die een overtre ding of een misdaad begingen? Onze rechters kunnen
gevangenis straffen opleggen. De schout en schepenen niet. Zij namen andere
maatregelen, die in onze tijd niet meer worden toegepast. Iemand kon veroordeeld
worden tot levering van een aantal stenen voor de bouw of reparatie van de
stadsmuur. Hij droeg dan zijn steentje bij.
In
vroeger eeuwen gingen velen op reis om een bedevaart te maken. Dat hield in dat
ze een heilige plaats bijvoorbeeld, het graf van Christus in Jeruzalem, gingen
bezoeken. Zo'n bedevaartganger noemde men ook wel een pelgrim. Vaak was het een
langdurige en gevaarlijke reis. Men liep de kans onderweg beroofd en zelfs
gedood te worden. In de middeleeuwen kon de rechterlijke beslissing, het vonnis,
inhouden dat men voor straf een bedevaart maakte, bijvoorbeeld maar Rome of
Jeruzalem. Bij terugkeer moest zo iemand bewijzen dat hij zijn pelgrimstocht had
volbracht. In veel steden mochten rijke mensen een strafbedevaart afkopen. Ze
betaalden een flink bedrag aan de stad en hoefden dan niet op reis.
Verbanning
en schandpaal
Iemand kon ook verbannen worden. Dat betekende dat hij de stad moest verlaten en
niet meer mocht terugkeren. Men kon veroordeeld worden tot de schandpaal, ook
wel kaak genoemd. Dat betekende dat men in het openbaar, bijvoor beeld voor het
stadhuis, werd vastgemaakt aan een paal. Dat gebeurde meestal op een marktdag
als het erg druk was op straat. Zo stond de gestrafte dan te kijk voor het
publiek. En iedereen wist waarom hij aan de kaak werd gesteld.
Vroedschap
Vroedschap is de naam van een vroegmodern type college, alsmede de titel van een
burger die in dat college zitting had (ook vroedsman genoemd). De meeste steden
in de vroegmoderne tijd kenden een regering bestaande uit gekozen mannelijke
poorters, die zitting hadden in de vroedschap. In de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden bestond een stadsbestuur uit: de magistraat en de
vroedschap. De magistraat (of stadsregering), d.w.z. de vier of zes
burgemeesters hielden zich bezig met het dagelijks bestuur van de stad. In de
meeste steden werden de burgemeesters voor een periode van vier jaar gekozen. De
laatst aangetreden burgemeester was verantwoordelijk voor de schutterij. De
vroedschap stelde de magistraat aan, die in de regel uit eigen gelederen kwam.
Er was daarbij sprake van een ingewikkeld stelsel van loting en in de meeste
gewesten vanaf 1748 van voordrachten aan de stadhouder.
De vroedschap werd bijeengeroepen bij
financiële kwesties, en altijd bij verkiezingen, d.w.z. bezetting van
belangrijke posten. Dan ging het voornamelijk om het dienen van de economische
belangen, waarin de leden van de vroedschap een belangrijk aandeel hadden. In
tegenstelling tot magistraten werden vroedschapsleden voor het leven benoemd.
Het college bestond uit tien tot veertig burgers, dat wekelijks of nog minder
vergaderde, soms ook over landelijke politiek. Ze kozen in de maand januari een
of twee nieuwe burgemeesters en vertegenwoordigers naar de Provinciale
Staten.Lidmaatschap was in principe een kwestie van uitverkiezing (coöptatie)
en niet van erfopvolging. Familiebanden waren daarbij zeer belangrijk, maar ook
welstand en sociale status telden mee. Vroedmannen moesten voldoen aan een
tweetal voorwaarden: lidmaatschap van de Gereformeerde kerk en het bezit van
huis.
Kleding in de 17de eeuw
|