De
Uytleggers
De
geschiedenis van de kustverdediging gaat terug op de Middeleeuwen, toen
Nederland uit provincies bestond die onder verschillende koningen, hertogen en
graven vielen. Elke kustprovincie had een eigen marine, of Admiraliteit, zoals
dat toen heette. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog wilde men dit veranderen want
de verdeeldheid maakte het onmogelijk snel beslissingen te nemen en eendrachtig
op te treden, maar een centrale Admiraliteit bleek onhaalbaar. De afzonderlijke
provincies waren bang de lucratieve bouw van oorlogsschepen kwijt te raken.
Bovendien waren ze niet bereid hun schepen en bemanning onder bevel van een
`vreemdeling te plaatsen.
In
1672 verklaarden Frankrijk, Engeland, Münster en Keulen de oorlog aan de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Bij Muiden en de Hollandse Waterlinie
konden de Franse troepen worden tegengehouden. De Keulse en Münsterse troepen
hadden zich in Overijssel en Gelderland langs de oevers van de Zuiderzee
genesteld. Om een aanval op Amsterdam voor te zijn, werden in de zomer van 1672
onder andere tjalkachtige schepen uitgerust met licht geschut. Door hun geringe
diepgang waren zij geschikt om te varen op de Zuiderzee en de Wadden. Deze
schepen, `uytleggers' of `watte
convooyers' genoemd, patrouilleerden op de Zuiderzee en binnen de riviermonden.
Aan boord bevonden zich 15 tot 25 soldaten en vier kanonnen.
Willem
van Swaenswijck was opper commandeur van de Uytleggers.
In juli het jaar daarop, werd een vloot van 100 schepen samengesteld. Zij
moesten een leger met paarden transporteren naar Overijssel. Op de Zuiderzee
vonden schermutselingen plaats, waarbij ook enkele uytleggers waren betrokken.
Tijdens een gevecht ontstond brand op een schip. De brand verspreidde zich naar
het middenschip waar de kruitvoorraad lag opgeslagen. Een ontploffing vond
plaats... Het achterschip werd weggeslingerd, dreef weg en zonk pas
20 kilometer
verderop. De rest van het schip liep vol water en zonk.
In
1976 wordt het voorste deel van schip, in de omgeving van Dronten aangetroffen.
Enkele jaren later treft men in Zuidelijk Flevoland het achterschip aan. Alle
aangetroffen voorwerpen zijn verbrand. Het is zeer waarschijnlijk dat dit schip,
de K45, heeft meegedaan aan de schermutselingen op de Zuiderzee in 1673.
|