Kerkelijke gemeente
Vorige Start Volgende

 

Start

De naam
Heraldiek
Admiraliteit 1
De schutterij
Stadsbestuur
Lakennijverheid
Kerkelijke gemeente
St. Janskerk
Admiraliteit 2
Buurthouden
Catharina Gasthuis
Pieter Stuyvesant
Klapwakers
De Lutherse zwaan
Werfdepot
WO II
Lucebert
Agthoven
Zuid Afrika 1
Zwaanwijck
Johannes Swaenswijck
Laurens van Swaanswijk
Zuid Afrika 2
Diversen
De Dordrecht
Fort Geldria

Het lidmaatschap van de kerkelijke gemeente

 

Het 242 Avontmaal, den 5 july 1665 (Sluis) Met attestatie:
De heer capiteijn Lauwrens Swaenswyck, jouffrouw Pieternelle Dany, syn huisvrouw
Jouffrouw Anna Swaenswyck


Om lidmaat van de gereformeerde kerk, (zoals de protestantse kerk in de 17e en 18e eeuw werd genoemd.) te kunnen worden, was allereerst nodig, dat men was gedoopt. In veel gevallen was dat ook gebeurd, maar niet b.v. bij kinderen, van wie de ouders doopsgezind waren. Verder moest men de uitgangspunten van het geloof onderschrijven, zoals die in de Catechismus waren verwoord. De aankomende lidmaten moesten deze dus kennen, en daartoe werden ze onderwezen door de predikant (catechisatie). Als dat was gebeurd, werden de aankomende lidmaten door de predikant en enkele leden van de kerkenraad ondervraagd, en beleden zij die uitgangspunten te onderschrijven. Dit heet "belijdenis doen". Daarna werd men aangenomen als lidmaat "met belijdenis". De procedure is nog onduidelijk en zou per plaats kunnen verschillen. Zo lijkt in sommige gevallen, dat de belijdenis plaats vond op een vrijdagavond, waarna deze personen de volgende zaterdag als lidmaat van de kerk werden aangenomen "met belijdenis".
Wanneer men wilde verhuizen, dan vroeg men aan de kerkenraad een verklaring, dat men lid was van de kerkelijke gemeente in X, zodat men in de nieuwe woonplaats Y niet opnieuw belijdenis hoefde te doen. Deze zogenaamde uitgaande attestatie bevatte vaak ook nog opmerkingen over al dan niet goede handel en wandel, en werd door de predikant gedateerd en getekend. Maar lang niet altijd werd dit geregistreerd in de boeken. Met deze attestatie ging men dan naar de kerkenraad in plaats Y, die in het algemeen iemand dan als lidmaat aanvaarde. Iemand werd dan aangenomen als lidmaat "met attestatie".
Ook hier verschillen de registers aanzienlijk in wat er wordt vermeld. In de meest uitgebreide vorm wordt zowel de datum als de plaats van uitgifte, als de datum van aanname in de nieuwe woonplaats genoteerd. Soms wordt niet de plaats maar alleen de predikant genoemd, die de attestatie heeft uitgegeven, en dan moet men dus gaan zoeken in welke plaats die predikant op die datum diende. Vaak ook is niet duidelijk (of heel subtiel geformuleerd) of de datum de datum van uitgifte is, of die van opname. In feite benadert de datum van uitgifte het best de datum van vertrek, daar men de attestatie vaak pas inleverde tegen de tijd, dat er weer avondmaal gehouden zou worden, en dat gebeurde (afhankelijk van plaats en situatie) eens per drie maanden of zes maanden, of soms maar eens per jaar.
Een complicerende factor is, dat, zeker bij b.v. knechts en meiden, dat de predikant hen bij hun vertrek de oude attestatie weer teruggaf, eventueel voorzien van een opmerking. Het (korte) verblijf in plaats Y kan op die manier geheel verborgen blijven.
Naast aantekening van komst en vertrek van lidmaten werden door de predikanten ook regelmatig lijsten opgesteld van wie er nu eigenlijk lidmaat was. Vooral bij de komst van een nieuwe predikant zien we dat vaak gebeuren. Op deze manier kreeg de predikant dan een goed overzicht van "zijn" gemeente. Sommige lijsten werden ook regelmatig geactualiseerd, door b.v. toevoeging van "obiit" (overleden), "abiit" (vertrokken), "rediit" (weer teruggekeerd) of door aantekening van een nieuwe echtgenoot of echtgenote.