Klapwakers
Vorige Start Volgende

 

Start

De naam
Heraldiek
Admiraliteit 1
De schutterij
Stadsbestuur
Lakennijverheid
Kerkelijke gemeente
St. Janskerk
Admiraliteit 2
Buurthouden
Catharina Gasthuis
Pieter Stuyvesant
Klapwakers
De Lutherse zwaan
Werfdepot
WO II
Lucebert
Agthoven
Zuid Afrika 1
Zwaanwijck
Johannes Swaenswijck
Laurens van Swaanswijk
Zuid Afrika 2
Diversen
De Dordrecht
Fort Geldria

De klapwakers

 

Voor het nachtelijk toezicht op wat zich binnen de muren van een stad af­speelde, was een speciaal gilde  ingesteld van zoge­naamde klapwakers.

Klapwakers of klappermannen waren nachtwakers die het dorp al kleppe­rend rondgingen met een klep (om het misdadigersgilde te waarschuwen dat zij er aan kwamen en de uren afriepen.

Er waren twee commissarissen, en een aantal klappermannen en noodhulpen. Om in het gilde in te treden moest men tussen de vijfentwintig en de vijfenveertig jaar oud zijn. Elke nacht moest er door de helft van de klapwakers worden gewaakt.

Elke wijk moet werden bedient bij twee tegelijk, benevens malkanderen om­megaande.

 

De bewapening bestond uit een halve piek en een sabel. Om tien uur 's avonds moesten de dienstdoende klap­wakers in de wachthuizen zijn: in de zomer tot drie uur en in de winter tot zes uur de ronde doende. Ze moesten elk hun wijk trouw doorwandelen zonder enige straten over te slaan. Daarbij moesten zij telkens op de klap slaan en iets roe­pen.
Als een klapwaker met moeilijkheden geconfronteerd werd, die hij alleen of samen met zijn maat niet aan kon, dan moesten op een sein de andere klapwakers te hulp schieten. De essentie van hun taak wordt weergegeven in artikel 28:

Zijn gehouden in het omgaen acht te geven of ergens deuren of vensters open zijn gebleven, gelijk mede op brand, dieve­rije, huysbraek, straetscheriderye en allerley geweld.

 

Tegen te grote commotie werden zij niet verondersteld opgewassen te zijn, want wanneer zij enig oproer of samenrotting consta­teerden, dan moesten zij daarvan aanstonds de Heer Officier (dat is de baljuw-schout) en de Burgemeesteren in kennis stel­len.
Andere taken waren: het in de Buitenstad uitroepen van hoog water bij dreigende overstroming, en het letten op het al of niet branden van de straatverlichting.
Per nacht ontving de klapwaker acht stuivers, 's winters zelfs tot twaalf stuivers. Ze staan als dienaren van wet en orde on­der de speciale protectie van de Magistraat,

soodanig dat degene die zouden mogen bestaen deselve qualijk te bejege­nen, met woorden of daden, daerover aen den lijve of ander­sints, na gelegentheyt van het feyt, rigoureuselijk sullen wer­den gestraft.

Om vals alarm te vermijden was ook bepaald dat

nemant buyten de klapwakers vermag des nachts eenig geluyd met de klap te maken, op poene van ses weecken te water en te brood geset te werden

Elke nacht had één van de commissarissen van de Klapwacht de controle. Zij hadden er speciaal op te letten, misschien omdat ze met iets meer ge­zag spraken dan de gewone klapwaker, dat

de secreet- en rioolryumers de vuyligheyt

niet in de havens en in de grach­ten wierpen.
Het Gilde van de Klapwakers had voorts drie hoofdlieden, die samen met de twee busbewaarders, beheer­ders van de kas van het gilde, het bestuur vormden.

Een belangrijk onderdeel van de klapwacht betreft de alar­mering bij brand. De klapwakers moesten aanstonds de bur­gerij alarmeren en roepen waar de brand was ontstaan. De naburige klapwakers moesten het alarm overnemen en zo verder. De klapwakers moesten verder

opkloppen

de hen bekende brandmeesters, brandspuitmeesters en de zogenaamde

geaffecteerdens tot de brandspuyten.

De klapwacht was overigens niet de enige instantie, die bij brand alarm moest slaan. Ook de burgerwacht had op dit punt stringente taken. Onmiddellijk na de melding was de officier van de burgerwacht, die de hoofdwacht commandeerde, verplicht de trommel te doen roeren, de brandklok te laten kleppen en een detachement wachters naar de plaats van de brand te sturen. Dit detachement diende daar te blijven, totdat de compagnie schutters van de wijk ter plekke was aangekomen. Deze had zich daartoe tevoren verzameld bij het huis van de vaandeldrager. De burgerwacht had niet zozeer een taak bij het blussingswerk als wel bij het handhaven van de orde.

De klap van de klapwaker werd ook gebruikt bij uitbrekende branden


KLAPWAKERSGELD DEN HAAG 1642

Op het algemeen rijksarchief bevindt zich in het archief van het Hof van Holland, Sociëteit van 's-Gravenhage, onder inventarisnummer 5980 een 'Quohier van personen in de zes kwartieren van Den Haag die voor de 14 klapwakers betaalden. De klapwakers bestreken heel Den Haag en de inwoners moesten er voor betalen.

Wie betaalden er klapgeld rond 1600, de huurders, de eigenaren of de bewoners? Uit de vele vermeldingen van '1e huurhuis', '2e huurhuis' enz. valt te concluderen dat de eigenaren werden aangeslagen. De aangeslagenen betaalden verschillende bedragen. Uit de registers is niet af te leiden of dit ging naar vermogen of naar grootte van het huis.  

Het tweede quartier beginnende van de Hoochstraet aen de westzijde  

2          -   viii                 de weduwe van Seger van der Maes

1          -   iiii                  deselve

1          -   xii                  de weduwe van Jan Cornelisz van ['Winden' doorgestreept en vervangen door:] Bladen

1          -   xvi st            de weduwe van Dirck Claesz Bort

1          -   xii                  Elisabeth Bastiaensdr

1          -   xii                  Nicolaes van Wouw

1          -   xii                  Wouter van Steenbergen

 

[f50]

 

2          -   0                   de weduwe van Hendrick van Luijren

2          -   0                   Phillips Bogaert

1          -   xii                  Dirck Luijten leydeckers weduwe

2          -   viii                 Andries van Wouw

2          -   viii                 de weduwe van Dirck Verdoes

2          -   viii                 Laurens van Swaenswijck

1          -   xii                  Pieter Pouwelsz zijdecramer

1          -   xii                  de weduwe van mr.Hans Elants

Laurens van Swaenswijck was advocaat te Den Haag. Johan Lammens was zijn griffier.